EcoNatura voert in interdisciplinaire samenwerking met H+N+S Landschapsarchitecten en Claus van Wageningen Architecten de invulling van het BREEAM certificaat voor ecologie uit voor het nieuwe RIVM gebouw op de Uithof in Utrecht. Dit geschiedt in opdracht van MEET-RIVM.

In het nieuwe gebouw worden ecologisch uitgekiend en op ecofysiologische principes gefundeerde voorzieningen ingebouwd voor vleermuizen, huismussen, dakbroedende steltlopers (bijvoorbeeld mogelijk scholeksters en visdieven), gierzwaluwen en de slechtvalk. Het ontwerpproces vraagt om een afweging van ecologische effectiviteit en architectonische inpassing; die soms moeilijk zijn te verenigen in verband met velerlei eisen en wensen.

Dit heeft geleidt tot een integrale inpassing van kansrijke faunavoorzieningen in een modern gebouw. Het proces is samengevat door Astrid Bennink van HNS beschreven in  het Duitse landschapsarchitecten magazine BaunetzWoche (→ lees hier het artikel en meer).

Markant en veelbelovend is dat er ondanks dat het RIVM een half jaar geleden nog in casco stond, een slechtvalk boven het gebouw  kwam verkennen.

Op 12 april 2019 geeft de Stichting Kleine Marters haar tweede workshop Kleine marters en de Wet natuurbescherming in de praktijk. Dit keer wordt de workshop gegeven op het prachtige Landgoed & kasteel De Haere van IJssellandschap bij Olst (ten noorden van Deventer), binnen één van onze onderzoeksgebieden.

Naast theorie over de ecologie, onderzoek en bescherming van kleine marters wordt aansluitend een veldcursus inventarisatie en monitoring gegeven. De workshop is gericht op ecologisch adviseurs en ecologen met interesse voor deze kleine roofdieren.

Meer info en aanmelding voor 1 april 2019 bij dhr. J. Mos (secretaris)

In opdracht van de gemeente Deventer is ecologisch onderzoek gedaan naar het functioneren van drie dassentunnels onder een provinciale weg door een bosgebied bij Deventer. Het onderzoek werd uitgevoerd met wildcamera’s en op basis van sporenonderzoek. De tunnels zijn geplaatst in verband de nieuwe vestiging van dassen en boommarters in het gebied circa 10 jaar geleden. Uit het onderzoek blijkt dat de dassen van een burcht die vlak bij de weg ligt regelmatig gebruik maken van één van de tunnels.

Daarnaast maakte ook twee boommarters regelmatig gebruik van deze dassentunnel, ondanks de mogelijkheid voor deze dieren om met gemak het dassenraster te kunnen ‘overspringen’. De marters konden individueel worden herkend aan hun unieke keelvlek; het betrof een volwassen vrouwtje (moer) en een jong dier van dit voorjaar. Voortplanting van boommarters in het gebied is bekend uit meerjarig monitoringonderzoek dat door Erwin van Maanen van EcoNatura wordt uitgevoerd. In totaal passeerde dassen en marters 26 keer gedurende de onderzoeksperiode van vier weken. Ook werden de dieren vastgelegd op vaste wissels die van en naar de faunapassages toe liepen. Verder werden geen andere dieren geregistreerd die van de tunnel gebruik maakte, behalve een gewone bosmuis.

De andere twee tunnels leverde geen detecties van dieren op. In een van deze tunnels bleek langdurig water te staan en één van de mondingen bleek in drassig terrein te liggen. Onderzoek in het achterland toonde er wel de activiteit van dassen, boommarter en steenmarter aan; als mogelijke passanten van de tunnel. De andere tunnel werd ook niet gebruikt. Deze lag droog. In het directe achterland hiervan werden geen marterachtigen aangetoond. Verkeersslachtoffers onder de dassen blijken er sinds de aanleg van de faunapassages met afrastering in het traject van de tunnels niet meer te zijn gevallen; wel net erbuiten. Onder de boommarters is sinds de aanleg nog wel een slachtoffer gevallen. Niet alle boommarters leren om een dassentunnel structureel te gebruiken zoals in dit onderzoek aantoonbaar is gemaakt.

Het onderzoek geeft aanbevelingen voor een betere situering en aanleg van dassentunnels, op basis van landschapsecologisch onderzoek naar het voorkomen van tunnel gebruikende zoogdieren en hun vaste verblijfplaatsen en landschappelijke bewegingen (ligging van burchten, wissels, e.d.) vooraf. De rapportage is verkrijgbaar via de Gemeente Deventer (contactpersoon: de heer E. Lam).

 

Met de nieuwe ontwikkelingen omtrent duurzame energie productie dringt de inrichting van grootschalige solar- of zonneparken zich aan. Dit betekent dat grote open gebieden – meestal landbouwgebieden – aantrekkelijk zijn voor het ontwikkelen van energielandschappen. In Nederland is de aanleg van een zonnepark echter vaak niet zonder landschappelijke en ecologische gevolgen. In sommige gevallen is ook de bescherming van natuurwaarden in het geding.  Tevens ontbreekt kennis over de ecologische gevolgen van zonneparken op langere termijn. Een zorgvuldige ecologische analyse en afweging komt dus bij de landschappelijke inpassing van een zonnepark kijken. Naast uitvoering van een ecologische beoordeling volgt bij voorkeur ook de opstelling van een beheerplan met monitoringplan. Dit dient er uiteindelijk voor te zorgen dat met de aanleg van een zonnepark aan ecologische waarden (bodem en flora & fauna) wordt gewonnen en er een acceptabele trade-off ontstaat met het primair reduceren van CO2-emissie.

In een groot aantal gevallen is het mogelijk om een zonnepark met ecologische winst in te richten en beheren ten opzichte van het voorgaande landgebruik. In veel gevallen zijn het intensief bebouwde landbouwgronden die er voor uit roulatie worden genomen. EcoNatura heeft inmiddels ruime ervaring opgedaan met het ecologisch beoordelen en inpassen van zonneparken in Nederland. Het natuurinclusief inpassen van een zonnepark wordt op basis van landschapsecologische eigenschappen en de meest kansrijke natuurontwikkelingsmogelijkheden onderzocht.

Econatura leverde tot dusver een groot aantal ecologische beoordelingen voor zonneparken in diverse landschappen op. Inmiddels zijn ook de eerste monitoringplannen en inrichtings- en beheervisies voor zonneparken opgesteld.

EcoNatura voert middels de Rewilding Foundation onderzoek uit naar de komst van de wolf op het wolvenfront richting Nederland en naar  het process van spontane verwildering (rewilding) in Duitsland. Tevens wordt onderzoek gedaan naar de komst van de lynx, wilde kat en jakhals richting onze grens.

Methoden zijn getest om de eerste wolven in de regio te kunnen vaststellen. Tevens wordt onderzoek gedaan naar de vestiging van wolvenparen en roedels, het terreingebruik van de wolven en hun wijdere verhoudingen met het landschap, prooidieren en de mens. Hieruit geputte kennis komt zeer van pas bij mogelijk toekomstig wolvenonderzoek in Nederland. EcoNatura bereidt zich daar actief op voor, voor het leveren van adviezen over wolven met wetenschappelijke en op veldervaring gestaafde kennis.

Recent, tijdens dit onderzoek kwam Erwin van Maanen oog in oog met een wilde wolf te staan; een fantastische en tegelijkertijd ook spannende ervaring.  Het dier toonde echter geen agressie, maar was even nieuwsgierig en nam toen de vlucht; wederom een goed teken van dat de wolf de mens liever vermijdt met aangeboren angst.

EcoNatura verzorgt lezingen over de wolf, waarin op objectieve wijze vrijwel alles over de wolf in een notendop de revue passeert.  →Boek hier een wolvenlezing.

Erwin van Maanen van EcoNatura is tevens co-auteur van het boek De Wolf Terug: Eng of Enerverend.

Tijdens een onderzoek naar vleermuizen in Zuid Limburg was er tijd om een onderzoek te doen naar het voorkomen van de Europese wilde kat, met methoden die ook voor onderzoek naar marterachtigen wordt gebruikt – de zogenaamde Jiggler-methode.  Hiermee werden diverse dieren vastgelegd waaronder ook een jong dier. De wilde kat kan zich tot dusver goed handhaven in de oude bossen van het heuvelige limburg. De vraag is nog of de wilde kat zich ook verder zal verspreiden in Nederland. EcoNatura gaat verder onderzoek naar de verspreiding van de wilde kat naar ons land vanuit Duitsland.

Onderzoek roofdieren

 

Toename in wildaanrijdingen (valwild) op de Utrechtse Heuvelrug

In opdracht van de gemeente Utrechtse Heuvelrug voerde EcoNatura een landschapsecologisch onderzoek uit naar toenemende wildaanrijdingen (‘valwild’) op een aantal gemeentewegen. De vraag – in verband met een motie – was om de oorzaken goed te karakteriseren en praktische maar ook kosteneffectieve oplossingen aan te dragen. Daarvoor is onderzoek gedaan naar het voorkomen van valwild op de wegen, vooral het lokaliseren van hotspots of blackspots; of plaatsen met veel overstekend wild. Voorts werden diverse preventieve maatregelen (vooral gericht op het reduceren van reewildaanrijdingen) doorgelicht op effectiviteit en duurzaamheid middels literatuuronderzoek en consultering van ervaringsdeskundigen. Daarop werd een pakket aan maatregelen met kostenindicering vervaardigd.

Uit het onderzoek blijkt dat vooral op de ontsluitingswegen een combinatie van actieve snelheid en wildoversteek signalering samen voorlichting en aanvullend een Duurzaam Veilig 60 weginrichting voor harmonisering van weggebruikers de beste oplossingen bieden voor het reduceren van wildaanrijdingen op gemeentewegen. Tevens is versterking van een samenwerking en gegevensuitwisseling tussen diverse instanties die met valwild te maken krijgen gewenst en voorgesteld, vergelijkbaar met zulke initiatieven elders, zoals op de Veluwe. Dit tevens in het licht van samenleven met natuur en ontsnippering van natuurlandschap binnen Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug.

Erwin van Maanen van EcoNatura als mede-grondlegger van de Stichting Kleine Marters (SKM) voert met veel ervaring en inzicht op dit terrein fauna onderzoek uit naar kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) in het licht van natuurwetgeving, bescherming en landschapsinrichting.

Voor veldonderzoek naar kleine marters wordt gebruik gemaakt van de succesvolle Mostela- en Jiggler-methode die door de SKM werden ontwikkelt en getoetst. De methode wordt inmiddels ook door andere onderzoeksgroepen internationaal, waaronder het Engelse Vincent Wildlife Trust, toegepast.

De kleine marters zaten tot voor kort onder de radar van de Nederlandse natuurbescherming en twaalf jaar geleden rees bij de grondleggers van de SKM de vraag hoe het met kleine marter populaties in het landelijk gebied verging. Het sterke vermoeden was toen al dat het niet goed gaat met kleine marter populaties in het landelijk gebied door een combinatie van factoren. Zo zijn landbouwintensivering, toenemend verkeer, habitatversnippering, mollen- & muskusrattenbestrijding en het gebruik van tweede generatie rodenticiden tegen resistent wordende ratten zeer waarschijnlijk samen van negatieve invloed. Binnen de Wet Natuurbescherming en met de provinciale invulling van de soortenbescherming komt er steeds meer aandacht voor de soortgroep. Inmiddels staan kleine marters op de beschermingslijst van de provincie Noord-Brabant en Noord-Holland en kijken de andere provincies ook naar verhoging van de beschermingsstatus van deze dieren.

Met toepassing van nieuwe methodieken kwam de SKM veel te weten over de ecologie (waaronder voorkomen  en populatieschommelingen in bepaalde gebieden en habitatgebruik) van kleine marters. Deze kennis kan middels EcoNatura paraat kan worden ingezet bij ecologische beoordelingsprojecten.

Voor gedegen onderzoek op basis van eerste hands kennis over deze soortgroep kunt u hier terecht. Vraag een offerte aan.

Kleine marterachtigen

 

Naar actieve natuurbescherming in plaats van een passieve status quo

Onlangs verscheen het rapport Meer natuur, minder knel van Bureau Ulucus & Legal Advice for Nature. Een welkome pleidooi voor meer aandacht voor actieve natuurbescherming en natuurherstel voor landschappen en soorten in plaats van de huidige passieve insteek van bescherming en handhaving binnen de gegeven ‘marges’. Deze tendens lijkt te gaan ontstaan met de nieuwe Wet natuurbescherming, waarmee ons natuurlijk erfgoed verder in het gedrang lijkt te komen. Er liggen echter ook kansen voor de effectuering van ecologische duurzaamheid en voor herstel van onze natuurlijke landschappen en biodiversiteit. De auteurs leggen de loper uit om hierin te participeren en geven belangijke handreikingen.

Actieve natuurbescherming

EcoNatura werkt samen met de Britse Universiteit van Cumbria en de Lynx UK Trust aan een proef voor de terugkeer van de lynx in het Verenigd Koninkrijk.

In januari was EcoNatura deel van een consultatie-bijeenkomst voor bewoners van de streek Northumberland en Kielder Forest, waar herintroductie van de lynx voor ogen staat bij wijze van een eerste proef. Deze bijeenkomst was zeer constructief en behandelde de zorg van met name schapenboeren. Daarnaast ging een team van het Lynx UK Trust van deur tot deur op pad in Kielder Forest en omgeving, om mensen daar te informeren en consulteren over de terugkeer van de lynx. De percepties en zorgen van mensen varieren van zeer ’tegen’ tot en met ‘welkom’. Het vraagstuk behandelt tevens de toekomst van het gebied, mede in het kader van de BREXIT, gericht op de levensvatbaarheid van de schapenhouderij en nieuwe kansen voor natuurlijke bosontwikkeling in samenspel met het creëren van impulsen voor streek- en ecotourisme. EcoNatura denkt tevens mee in een ecologische effect-beoordeling voor de lynx herintroductie – met een feasibility study – waarin wordt gekeken naar alle habitat- en omgevingskwaliteiten (landschapsecologie) voor de lynx.

Tevens organiseerde EcoNatura samen met de University of Cumbria een seminar over rewilding, waarin verscheidene universiteiten, natuurorganisaties en natuuragentschappen van de Engelse overheid participeerde.

Rewilding

Nieuwsarchief