Maandelijks archief: augustus 2012

Van beek naar rivier

Beken monden meestal uit in rivieren en omdat in een vorige blog het beekdal van Le Liort werd belicht, ontkomen we niet aan een portret van een rivier in Frankrijk met tevens eens een kijkje onder water. Rivier La Cèze (Seze) is van bron tot monding ca. 128 km lang en stroomt naar het oosten door de departementen Lozère en Gard in de regio Languedoc-Roussillon in Zuid-Frankrijk.

De bron van de rivier ligt in de Cevennen in het departement Lozère op een hoogte van 798 meter. De rivier mondt uit in vlak laagland in de Rhône tussen Codolet en Laudun-l’Ardoise. In de Cevennen en de Gard loopt de middenloop van de rivier door een woest landschap van kalkstenen formaties met diep geërodeerde ravijnen, tevens een warm heuvellandschap begroeid met doornige Garrigue-vegetatie en wijngaarden.

Kenschets

De rivier is behalve door het rotsachtige terrein amper aan banden gelegd en heeft een vrijwel natuurlijke stroombedding. Op de oevers groeit de vegetatie op veel plaatsen met weinig bemoeienis van de mens; ooibossen en vrijwel ondoordringbare Maquis en opener Garrigue. In de zomer is de Cèze vrij ondiep – variërend van 30 cm tot ca. 3 meter. Geomorphologisch is de rivier te typeren als een schakering van zand-, grind- en kiezelbanken, met rustige of diepere stroomdelen en waterversnellingen. Plaatselijk zorgen solide rotspartijen voor cascades met watervallen. Diepte en stroomsnelheid bepalen ook de watertemperatuur: de rustige ondiepe delen zijn van grote betekenis als warme kraamkamers voor vissen. De oevers – vooral in de Gare en Cevennen – zijn steil en complex.

Erwin van Maanen van EcoNatura en Fokko Bilijam (ecoloog) bezochten begin augustus de Vallée de la Cèze bij de plaats Goudargues, ten noorden van Avignon en deden er een natuurverkenning vanuit natuurcamping Camping Les Libellules.

Dierenleven

De rivier heeft helder water, vooral in de strangetjes die van de hoofdstroom zijn afgescheiden door zand en kiezelbanken. Hier ligt veel aan structuren zoals boomstammen, rotsen en ‘wouden’ van fonteinkruiden en andere onderwaterplanten; een weelderig onderwaterbanket. Dit vormt een eldorado voor een scala aan vissen, met de volgende waargenomen soorten: sneep, kopvoorn, ruisvoorn, bittervoorn, elrits, riviergrondel, barbeel en bermpje. Snoek en aal moeten ook voorkomen maar werden niet gezien. In steenhopen bij stroomversnellingen troffen we regelmatig bermpje, rivierdonderpad en zoetwaterkreeft (Austropotamobius pallipes) aan.

Op twee plekken in de rivier, aan weerszijden van de camping, vonden we een Europese meerval (Silurus glanis): een exemplaar van 1,5-2 meter en een exemplaar van 1-1,5 meter. Deze lagen stil op de bodem en stoorden zich amper aan de vele zwemmers en kanovaarders. De meerval komt oorspronkelijk niet in Zuid-Europa voor, maar neemt tegenwoordig toe en deze roofvissen kunnen er enorm groot worden; tot wel drie meter lang en 150 kg zwaar.

Het gebied is verder rijk aan vlinders, libellen, bijen en wespen, maar we hebben hier maar zijdelings aandacht aan besteed. De rivier is bijvoorbeeld van belang voor de in Nederland uitgestorven bronslibel (Oxygastra curtisii). Ook schijnt de fraaie maar zeldzame Apollovlinder (Parnassius apollo) in de regio voor te komen. Van de herpetofauna vonden we bij de camping vroedmeesterpad, muurhagedis, smaragdhagedis, dobbelsteenslang, ringslang, adderringslang en de esculaapslang. Een vreemde verschijning onder water was een dobbelsteenslang (Natrix tessellata) van ca. één meter lang, die rustig opgerold lag tussen de waterplanten.

Bijzondere vogels die bij de rivier en in de omgeving werden waargenomen zijn: kwak, blauwe reiger, wespendief, rotspatrijs, ijsvogel, bijeneter, groene specht, oehoe, bosuil, nachtegaal, Orpheusspotvogel, grauwe vliegenvanger en raaf.

Op de rots aan de rivier bij de camping broedde een oehoe, die bijna elke avond rond negen uur begon te roepen tot middernacht en vervolgens weer vroeg in de ochtend. Op een ochtend werden een oudervogel en een juveniel gehoord en gezien.

Vreemd genoeg zagen we geen enkele zwarte wouw (wel een ruiveer gevonden), rode wouw of slangenarend in het gebied, die er volgens de campingbaas Erwin wel voor moeten komen. De regio Languedoc-Roussillon is tevens een bolwerk voor de havikarend en aasgier in Zuid-Frankrijk. De vale gier en monniksgier zijn er recentelijk geherintroduceerd.

Het doel was vooral om de genetkat te vinden, aangezien de oevers en het directe achterland van de Cèze met dicht bos en struikgewas geschikt habitat voor deze proto-kat is. We slaagden er in om deze soort prachtig vast te leggen met een cameraval (→ zie vorig artikel). Naast de genetkat werden dassen, vossen en steenmarters met cameravallen vastgelegd.

Van de andere zoogdieren vonden we wild zwijn, ree, eekhoorn, relmuis (of zevenslaper), konijn, aardmuis, bever, beverrat, gewone bosmuis en watervleermuis. De rivier vormt zonder het drukke tourisme zeer waarschijnlijk geschikt habitat voor de otter.

Beschermd natuurgebied en tourisme

Zuid-Frankrijk wordt druk bezocht door toeristen en ook de Cèze ontkomt niet aan een zekere milieudruk door tourisme en recreatie in de vorm van kamperen, kanovaren en zwemmen.

Aan de op plekken uitbundige algengroei in het water te zien is er – mogelijk in verband met recreatief gebruik en afspoeling van agrarisch achterland –  sprake van vermesting. Gelukkig is recreatie maar op een paar plaatsen intensief en lijken sommige dieren zich niet te storen aan de vele kanovaarders, of zijn er aan gewend geraakt.

De Cèze is grotendeels als Natura 2000-gebied beschermd onder de Europese Habitatrichtlijn.

Boven: Klimmende vos verliest evenwicht in het dichte hellingbos langs de Seze (door Fokko Bilijam).

Boven: Volwassen sneep tegen de stroom (door Fokko Bilijam). De sneep is eveneens een vissoort van schoon stromend water met grind- en kiezelbodems.

← Van rivier naar beek (La Liort)

Proceedings van het symposium Rewilding as tool and target in the management for Biodiversity, Aarhus University (Denemarken), 11 April 2012.

Een beekdal van allure

In de Midi-Pyrénées in Zuid-Frankrijk, (in) een heuvelachtig gebied ca. 25 km ten zuidoosten van de provincieplaats Villefranche-de-Rouergue in het département Aveyron, ligt het stroomgebied van de beek de Liort. De Liort is ca. 15 km lang en ontstaat uit een bron bij Rieupeyroux en mondt uit in de Lézert, die weer uitkomt in de Viaur.Via de Aveyron en de Lot en de Garonne stroomt het beekwater in de Atlantische Oceaan.

De Liort heeft – zeker in vergelijk met Nederlandse beekdalen – veel natuurwaarden. De beek ligt in redelijk behouden oud cultuurlandschap van akkers, weiden, bossen en dorpen. Veeteelt (vleesrunderen) en akkerbouw behoren tot de voornaamste agrarische activiteiten, in mindere mate bosbouw. Ondanks de relatief extensieve bedrijvigheid in de regio in vergelijking met de Nederlandse situatie, en ontvolking, treden er volgens de Nederlander Herman Rol belangrijke veranderingen op, die een zekere negatieve milieudruk uitoefenen op het natuurleven van de beek. Herman runt sinds begin jaren ‘80 de ecologische camping Moulin de Liort bij het dorp La Salvetat-Peyrales, en zet zich daarnaast met zijn vrouw Annemarie in voor behoud van de natuurlijke beek met de stichting Les Amis du Moulin de Liort.

Erwin van Maanen van EcoNatura sprak met Herman over zijn visie op natuurbehoud van de beek en deed een verkenning van de natuurwaarden van het gebied – in bijzonder het zoogdierleven  – tijdens vakantieverblijf van 1,5 week op de natuurcamping. Eerder deden Wouter Helmer (Stichting Ark), Jinze Noordijk en anderen natuuronderzoek van het beekdal, met accent op het planten- en insectenleven.

Kenschets van een ‘wild’ beeklandschap

De Liort loopt slingerend door een diep glooiend dal, redelijk zichtbaar verdeeld in brongebied en boven-, midden- en benedenloop. In dynamische en geomorphologische zin is de beek interessant en divers. Er zijn zowel rustige als snelle stroomdelen, zoals poelen en kleine watervallen. De typische S-loop van de beek is geprononceerd, ook terug te vinden in interne structuren. Op de redelijk stijle – lees ook gradiëntrijke – flanken van het beekdal met hun afwisselend humusrijke en tamelijk zure gronden met rotspartijen (amorf sediment), staan vochtige en overwegend dichte loofbossen. Deze vormen plaatselijk een echte wildernis. De hellingbossen zijn echter onderhevig aan een eeuwenoud regime van terugzet en successie, veroorzaakt door bosbouw en andere menselijke activiteiten langs de beek, zoals beweiding, wasserijen en watermolens. Soms zorgt de natuur zelf voor een uitzonderlijke dynamiek in de beek, bijvoorbeeld door wolkbreuken, overstroming en windinslag (zie navolgend actueel voorbeeld). De Liort is dus nog een ‘wilde beek’ te noemen.

De hellingbossen liggen in de sfeer van humide Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukenbossen, met o.a. zomereiken en (haag)beuken en een zeer goed ontwikkelde kruidlaag met diverse plantensoorten. Op veel plaatsen nemen tamme kastanjes de overhand. Op de oevers van de beek staan vooral essen en elzen. Als kamertjes verscholen liggen er bronweitjes, die extensief worden begraasd. Tussendoor verspreid liggen stroken monoculturen van naaldhout (Douglasspar), voor of van de houtindustrie. Die heeft volgens Herman maar weinig empathie voor de ecologie van het gebied. Naaldhoutpercelen zijn niet goed voor een beekdal in verband met verzuring en verminderde waterretentie, waardoor afspoeling en erosie wordt verhevigd. Op open, droge en zonnig geëxponeerde plaatsen hoog in het beekdal, meestal in de hoger gelegen marges van weilanden, groeit heidevegetatie en schraalgrasland met o.a. struikheide, brem en gaspeldoorn.

Dierenleven in een notendop

Het beekdal van de Liort, waarvan een deel Natura 2000-status heeft, kent naast een rijk plantenleven ook een divers dierenleven; de biodiversiteit binnen het betrekkelijk kleine gebied van het stroomdal – los van het kleinschalige heuvellandschap rondom – is ‘hoog’ te noemen. De natuurlijke rijkdom staat voor een groot deel beschreven of opgesomd in een inventarisatieverslag van Helmer & Te Pas (1989), afstudeerscriptie van Jinze Noordijk (2002), die in 2007 ook een aanvullende inventarisatie uitvoerde.

Bijzonder is dat Rudolf Hengel (2009) er maar liefst 47 mierensoorten ving, terwijl voor de Aveyron maar 23 soorten bekend waren. Verder is het beekdal soortenrijk aan sprinkhanen & krekels, dag- en nachtvlinders en libellen. In de zomer zijn van de vlinders bijvoorbeeld kolibrievlinder, blauwe ijsvogelvlinder, kleine parelmoervlinder, aardbeivlinder, keizersmantel en koningspage, algemene en opvallende verschijningen op de vlinderstruiken verspreid over de camping. Van de libellen en waterjuffers zie je over en langs de beek veel gewone bronlibel, schemerlibel, kleine tanglibel en bosbeekjuffer. Van bijvoorbeeld een andere groep insecten, de kevers, komt het in Nederland zeldzame vliegend hert regelmatig voor. Weer een andere bijzondere maar zeldzaam geworden ongewervelde die er voorkomt, namelijk de zoetwaterkreeft Austropotomobius pallipes, valt onder bescherming van de Habitatrichtlijn.

In vakantiesfeer is in juli 2012 door Erwin van Maanen van EcoNatura naar de natuur van het beekdal gekeken, met nadruk op verkenning van het minder bekende zoogdierleven van het gebied, waaronder de genetkat.

Bijzonderheden die aanvullend op de indrukwekkende lijst planten en dieren op het terrein van de Amis met de (recreatieve) verkenning zijn bevestigd, zijn de boommarter en de genetkat (→ zie vorig bericht), naast andere bekende roofdieren zoals das (meerdere burchten in de omgeving; vastlegging met cameraval; en een zichtwaarneming), steenmarter, wezel, hermelijn en vos. Er loopt een dassenwissel over de camping. Het voorkomen van genetkat en boommarter in de regio was al wel bekend. Herman had ze zelf nog niet in de regio waargenomen en er staat een vraagteken bij de genetkat in de soortenlijst in het verslag van Noordijk (2002). De aanwezigheid van de genetkat was al wel door de jachtopziener bevestigd. De wilde kat komt er mogelijk ook voor. Soms volgt een otter de beek stroomopwaarts vanuit de rivier Lézert. Het is nog wachten op grote roofdieren zoals de wolf en lynx. De wolf is volgens zeggen al wel in de Noord-Aveyron gesignaleerd. Of deze zich in het gebied zal of van de conservatieve boeren mag vestigen is maar de vraag. Van de andere zoogdieren komen o.a. de ree, haas, wild zwijn, eekhoorn, eikelmuis en relmuis, egel en enkele soorten vleermuizen voor. In het huis van Herman zit een kolonie gewone dwergvleermuizen en in zijn kelder leven Kleine hoefijzerneusvleemuizen. De LPO stelde tijdens het vleermuisonderzoek  op 1 augustus 2012 met mistnetten de volgende vleermuizen in het gebied vast: gewone dwergvleermuis, grijze grootoorvleermuis, Myotis alcathoe, mopsvleermuis en watervleermuis. Het zoogdierleven van het Liort-beekdal verdient echter nog uitgebreider onderzoek.

Verder is de herpetofauna voor zo’n klein Europees natuurgebied bijzonder divers, met o.a. vastgesteld de vroedmeesterpad, vuursalamander, marmersalamander, vinpootsalamander, smaragdhagedis, muurhagedis, hazelworm, geelgroene toornslang, adderringslang, gladde slang, esculaapslang, ringslang en de adder.

De volgende vogelsoorten werden tijdens de verkenning in de directe omgeving van Camping Moulin de Liort waargenomen en geven een indruk van een redelijk bijzondere avifauna: wespendief (meerdere overtrekkend en een paartje broedend in het dal), havik, sperwer, buizerd, rode wouw, dwergarend, slangenarend, bosuil, steenuil, grote bonte specht, groene specht, ijsvogel, waterspreeuw, grote gele kwikstaart, boomkruiper, boomklever, roodborsttapuit, paapje, grauwe gors, geelgors, cirlgors, grauwe klauwier en raaf.

Behoud van het natuurlijke beekdal

De stichting Les Amis du Moulin de Liort zet zich in voor ecologisch gebruik en beheer van het beekdal. Volgens Herman Rol heeft de natuur van het beekdal en het oude cultuurlandschap er omheen te lijden onder enerzijds verwaarlozing van landschappelijke en cultuurelementen en anderzijds intensivering door bepaalde activiteiten zoals opschaling en modernisering van bosbouw, landbouw en veeteelt. Volgens Herman kan de ecologie van het beekdal beter beschermt en versterkt worden door consolidatie van de flanken en veiligstellen van kwetsbare hoger geleden gebieden; bovenstrooms beginnend. De Stichting heeft al 11 ha. van het beekdal in bezit en beheer. Het ligt voor de hand om meer percelen aan te kopen, nu nog in handen van merendeels oude boeren. Maar de aankoop van gronden voor natuur wordt in Frankrijk bemoeilijkt door bureaucratie, regelgeving en soms argwaan tegen ‘outsiders’.

Daarnaast worden andere grondeigenaren gemotiveerd om mee te doen aan natuur- en landschapsbeheer op hun land, onder meer met de aanleg en instandhouding van landschapselementen zoals bosjes, poelen en heggen. Dit is volgens Herman ook geen sinecure in een trotse Franse cultuur. Positief is de samenwerking met de LPO (Ligue pour la Protection des Oiseaux), een grote natuurbeschermingsorganisatie. Deze doet onderzoek naar vogels en ander dierenleven op het terrein, waaronder vleermuisonderzoek .

De Amis zitten momenteel verlegen om middelen voor verdere aankoop van gronden langs de beek, maar vooral geld voor landschapsonderhoud op korte termijn. Herman onderneemt nog steeds verwoede pogingen bij de Franse autoriteiten om het beekdal de status Réserve Naturelle Régionale (RNR) te laten gunnen. Het beekdal biedt immers belangrijke natuurreferenties, ook voor andere, vaak meer gedegradeerde beek-ecosystemen in Europa. Wellicht zien de autoriteiten de noodzaak niet, omdat er ‘nog zo veel’ van zulke pareltjes in Frankrijk liggen.

Er is tevens dringend mankracht nodig voor de aanleg en het onderhouden van poelen en andere landschapselementen zoals houtwallen en heggen, evenals het herstel van schrale bloem- en vlinderrijke graslanden en de aanleg of herstel van faunavoorzieningen, zoals vleermuisverblijven. Wie de Amis willen helpen met beheerwerkzaamheden kan contact opnemen met Herman Rol. Of steun de Stichting.

Natuurgeweld

Dat de natuur soms zelf parten speelt werd duidelijk tijdens het verblijf. Op 5 augustus brak een zware hagelbui los; met hagelstenen ‘zo groot als biljartballen’ (zie navolgend filmpje). Op de camping bracht het noodweer veel schade aan auto’s en tenten toe. Sommige vakantiegangers moesten abrupt naar huis. Ook de dakramen van het huis en de moestuin van de familie Rol moesten het ontgelden. De ravage in de bossen en velden was enorm, met bomen grotendeels gestript van hun blad en her en der lagen versufte en dode vogels. Maisvelden waren plat geslagen. Het beekwater steeg even heel snel en werd gestuwd door ophoping van takken en blad. Kort daarop was het bijzonder stil in het dal; ook het dierenleven had te lijden. Maar de de natuur veert snel terug, en na enkele dagen verschenen er weer vlinders, libellen en vogels. Volgens Herman zijn de fruitbomen enkele weken later weer opnieuw gaan bloeien, en de essen en vlier hebben nieuw blad gevormd; een merkwaardig fenomeen. Wat de impact op het leven van beek-ecosysteem voor volgend jaar is laat zich raden.

Met dank aan:

Herman Rol van stichting Les Amis du Moulin de Liort.

Boven: Wilde zwijnen zijn onzichtbaar aanwezig in het beekdal.

Boven: De hagelstorm in het beekdal van de Liort richtte op 5 augustus een aanzienlijke ravage aan.

→ Van beek naar rivier (La Cèze)

Gevlekte elegantie

De genetkat (Genetta genetta) is een gracieus bewegend roofdier. Deze mesocarnivoor komt in Europa voor in Spanje, Portugal en in Zuid-Frankrijk. Het dier leeft bij voorkeur in warmere streken met dichte (helling)vegetatie en rotsachtig terrein. In mediterraan Frankrijk is dichte en doornige Garrigue-vegetatie met een zeker aanbod oude holtebomen, zoals steeneiken, favoriet. Dagrustplaatsen liggen ook tussen rotsen en in oude vervallen gebouwen. De soort is er tot dusver nog het meest frequent in rivier- of beekdalen aangetroffen, zodat de nabijheid van water een doorslaggevende habitatfactor lijkt te zijn. (→ meer over habitatkeuze van de genetkat).

De gevlekte genetkat is ongeveer iets groter dan de eveneens ranke boom- of steenmarter, maar is lid van de Civetkatachtigen (Viverridae). De soort leeft vooral solitair en mannetjes kunnen grote territoria beslaan. De genetkat heeft geen vast voorplantingsseizoen, maar 2-3 nieuwe dieren worden in Europa – net als bij marters – rond april geboren.

Genetkatten werden vroeger als uitstekende huis- en jachtdieren (tegen muizen en ratten) gehouden. De soort is dan ook waarschijnlijk 1000-1500 jaar door mensen uit het oorspronkelijk leefgebied in Noordwest-Afrika (Maghreb) naar Zuidwest-Europa gebracht, en mogelijk in de Middeleeuwen als huisdier in Frankrijk geïntroduceerd, waar de soort thans als genaturaliseerd wordt beschouwd en beschermd is.

De geheel nachtactieve genetkat jaagt op kleine zoogdieren (vooral knaagdieren), vogels, amfibieën & reptielen en ongewervelden (kreeftachtigen, spinnen en insecten), en vult zijn dieet in de zomer aan met plantaardig voedsel, zoals vijgen (→ voedselstudie). → Meer informatie over de genetkat (referentie 1; referentie 2).

De genetkat breidt zich momenteel verder oostwaarts (de Rhône vormt een barrière) via rivier-corridors in Zuid-Frankrijk uit, mogelijk ook noordwaarts in verband met klimaatverandering.

Boven: een mannetje boommarter Martes martes in de Liort beekvallei, Aveyron. (Cameratrapping of a male Pine marten Martes martes in the Liort stream valley near Villefranche-de Rouergue in southern France)

Heimelijk nachtdier

Erwin van Maanen en Fokko Bilijam (Projectgroep Marteronderzoek IJsselvallei) gingen tijdens hun vakantie op zoek naar de genetkat in twee gebieden in Zuid Frankrijk, namelijk in Departement Aveyron in de Midi-Pyrénées en in het zuidoostelijker en warmere gebied van Departement Gard. Het eerste onderzoek van 1,5 week vond plaats in de valleien van Rivier de Aveyron (nabij de plaats Rignac) en de beek Liort (nabij Villefranche-de Rouergue). Het is een heuvelachtig gebied met een redelijk behouden eertijds en kleinschalig cultuurlandschap, rijk geschakeerd met  vochtige loofbossen, weiden, akkers en oude (middeleeuwse) dorpen. Er werd geopereerd vanuit twee Nederlandse campings: de “pareltjes” Camping Fans en Camping Moulin de Liort.

Het tweede deel van het onderzoek (1,5 week) vond plaats zuidelijker vanuit Camping Les Libellules langs de rivier La Cèze bij de plaats Goudargues, ten noorden van Avignon. Het terrein bestaat hier uit heuvels en uitgesleten kalkstenen valleien met dichte vegetatie (Garrigue) met doornige struiken en bomen. Het landschap is verder samengesteld uit akkers, wijngaarden en dorpen. In volgende rapportages wordt meer aandacht besteed aan de ecologie van de beek Le Liort en de rivier La Cèze.

Werkwijze

Acht cameravallen zijn ingezet om het zoogdierleven in de bovenbeschreven gebieden te verkennen, maar vooral om de genetkat te “fotovangen”. De camera’s en lokstations werden strategisch op verschillende plaatsen uitgezet en gerouleerd; o.a. langs dierwissels, bij drinkpoeltjes en bij uittreedplaatsen op de oever. Tevens zijn drie camera’s van de acht camera’s enkele dagen uitgezet in een hoger gelegen beschermd natuurgebied (kalkplateau van Gorges de l’Ardeche) met zeer dichte Garrigue nabij de plaats Barjac in de Zuid-Ardèche.

Boven: Genetkat bezoekt ’s nachts voorzichtig een lokstation met sardines op een zandige oever van de rivier La Cèze, 11 augustus 2012. (Common Genet cautiously visits a cameratrap-station with sardines as bait on a sandy bank of river La Cèze).

Resultaten en discussie

In de Aveyron werden langs de beek Liort de volgende zoogdieren vastgelegd: 3 boommarters, 1 steenmarter, 1 das, 1 genetkat, 1 wild zwijn en 1 ree. Het beeld van de genetkat was vluchtig, maar toch bruikbaar voor een betrouwbare determinatie (→ zie foto in navolgend artikel over beek Le Liort). Langs de rivier de Aveyron werd een steenmarter vluchtig vastgelegd . Op de oevers van de rivier La Cèze zijn uiteindelijk overtuigende beelden van 2 verschillende genetkatten verkregen, samen met beelden van 2 vossen, 3 dassen, een familie steenmarters, 1 verwilderde kat, 1 ree, enkele wilde zwijnen, beverratten (exoten!), veel gewone bosmuizen en een eekhoorn. Dat de dassen zich in de wijnstreek laven aan de rijpe druiven was goed te zien aan de vele uitwerpselen met onverteerde druivenschillen. In Gorges de l’Ardeche kwamen in dichte Garrigue slechts 2 vossen, 3 steenmarters en een troep wilde zwijnen in beeld.

Tevens werd een latrine van een genetkat in het gebied van de rivier La Cèze gevonden, typisch een berg grote langwerpige keutels op een markante plek in het veld (zie bovenstaande foto), zoals voor genetkatten als kenmerkend wordt beschreven (→ meer informatie). Campingbaas Erwin van Les Libellules vond eerder twee dode genetkatten op zijn terrein. De soort was toen niet bekend bij lokale autoriteiten of natuurkenners.

Net als boommarter en steenmarter in Nederland, kunnen de steenmarter, boommarter en genetkat in Zuid-Frankrijk, drie mesocarnivoren met een vergelijkbare leefwijze (o.a. gebruik van holtebomen en rotsholen als dagrustplaatsne) en voedselkeuze, blijkbaar goed samenleven en concurrentie te vermijden door ieder op een bepaalde voedselbron te concentreren, terwijl er ook duidelijke overlap is in voedselkeuze (→ lees meer). Een voedselrijkdom is echter waarschijnlijk bepalend voor de mate van concurrentie. Ontmoetingen tussen marters en de genetkat gebeuren wel op gespannen voet (zie filmpje onder).

Boven: Ontmoeting tussen een boommarter en genetkat in Spanje (Bron: El show de Ángel)

Het onderzoek geeft enigszins aan dat genetkatten inderdaad een verbondenheid hebben met dichte oevervegetatie in warme of semi-aride gebieden van Zuid-Frankrijk, maar ook in meer gematigde en opener hellingbossen zoals in de Aveyron voor komt. Ondanks de beperkte waarnemingen is de soort in Zuid-Frankrijk waarschijnlijk een redelijk algemeen voorkomende maar enigszins habitatkritische soort, die door zijn heimelijke leefwijze gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien.

Volgens Erwin zijn er langs de Cèze vlakbij Bagnols sur Cèze – benedenstrooms voorbij het drukke kanotraject waarin dit onderzoek plaatsvond – ook ottersporen gerapporteerd door Franse onderzoekers. In het huidige onderzoek zijn echter geen aanwijzingen (o.a. spraints) voor otters gevonden. Er was dusdanig veel zomerrecreatie op en langs de rivier (zwemmers en kanovaarders), dat otters het gebied mogelijk tijdens de zomermaanden mijden, ondanks de natuurlijke en gevarieerde oevers, visrijkdom en het heldere rivierwater. In de rivier werden ’s nachts wel bevers gezien en gehoord, soms samen met families beverratten. Verder foerageerde er tientallen watervleermuizen, cirkelend vlak over de waterspiegel. We zagen de vleermuizen op spectaculaire wijze nachtvlinders en op één avond buitelend door de lucht zwermende haften vangen. Op de oever werd ‘s nachts slechts één keer een relmuis of zevenslaper gehoord, een luidruchtig nachtdiertje dat je normaliter veelvuldig in bossen, oude gebouwen en fruitgaarden in Frankrijk kan aantreffen. Eikelmuizen troffen we niet aan.

Boven: opname van een das langs de beek van de Liort, Aveyron. (Cameratrapping of a Badger Meles meles in the Liort stream valley near Villefranche-de Rouergue in southern France)

Met dank aan:

Herman Rol van Camping Moulin de Liort en stichting Les Amis du Moulin de Liort en Erwin van Camping Les Libellules.

Nieuwsarchief